Charlie is een Aboriginal van de Yolngu-stam die in het noorden van Australië wonen. De overheid heeft daar allemaal Aboriginalfamilies in een soort trailerpark geplaatst.
Maar Charlie vindt dit veel te krap. Daarom woont hij in zijn eigen zelfgemaakte hutje net buiten de gemeenschap. Hij kan zich niet aanpassen aan het leven in de gemeenschap, die onder controle staat van de blanken. In eerste instantie lijkt het alsof Charlie goede verhoudingen heeft met de blanken. Hij begroet de blanke politieagent in de ochtend met ‘white bastard’ en de politieagent zegt: ‘you black bastard,’ waarop ze beiden lachen. Hij verdient geld aan de blanken door alcohol en wiet te verhandelen, en helpt bijvoorbeelde de blanke politie-agenten mensen op te sporen.
Maar iets knaagt aan hem. Hij zit vast tussen twee werelden. Die van de traditionele Aboriginals en die van de moderne westerse cultuur die het langzaam overneemt. Dit merkt hij steeds meer: Als hij wil jagen, moet hij daar opeens een vergunning voor hebben en worden zijn geweer en zijn vangst afgepakt. Als hij vervolgens een mooie speer maakt, wordt die ook afgepakt voordat hij hem überhaupt heeft gebruikt.
Hij wordt steeds meer geïrriteerd en wil ver weg van deze maatschappij waardoor hij toch alleen maar wordt uitgekotst. Dan maar helemaal geen maatschappij meer.
De natuur biedt hem een tijdelijke ontsnapping. Blij loopt hij met wel vijf nieuw gemaakte speren door het bos. Maar daar kan hij ook niet meer terecht als hij wordt weggejaagd door een enorme regenbui. Hij trekt naar de stad waar hij zich aansluit bij een groepje Aboriginals die in stadsparken rondwalen en de hele dag door alleen maar drinken.
Hij zoekt verder. Dat is wat hij de hele film lang doet. Op zoek naar zijn nieuwe thuis. Op zoek naar ‘Charlie’s country’.
Een van de redenen waarom deze film fascinerend is, zijn de prachtige beelden. Stilistische shots van de Australische Outback waar Charlie doorheen zwerft. Maar het meest fascinerend is toch wel de hoofdrolspeler: David Gilil, die Charlie speelt. Charlie is een oude grijsaard. Zijn gezicht ziat vol met diepe rimpels en zijn ribben kun je bijna tellen omdat hij zo dun is. Hij komt over als een oude ziel, maar aan de andere kant heeft hij ook iets kinderlijks. Hij is een soort boze peuter die er eigenlijk niet zo veel van snapt en de blanke politieagenten zijn de ouders die eigenlijk geen zin hebben om het uit te leggen. Door deze kinderlijke onschuld wordt het nog gemakkelijker om met Charlie mee te leven. Door deze rol die hij aanneemt komen thema’s zoals discriminatie en de pijn van het ouder worden nog beter over. Je voelt sterk mee met het onrecht dat Charlie wordt aangedaan. Zijn machteloosheid en zijn frustratie.
De filmmaker Rolf de Heer komt zelf uit Nederland maar is op zijn achtste naar Australië verhuisd. Toch krijg je het idee dat zijn roots toch wel echt in Australië liggen: al zijn films gaan over de oorsrponkelijke inwoners van Australië, de Aboriginals. In zijn films stelt hij hun perspectief central. Zijn films Bad Boy Bubby, The Tracker en Ten Canoes wonnen diverse prijzen op filmfestivals over de hele wereld. Voor die laatste twee werkte hij samen met goede vriend en Aboriginal David Gulpilil. Voor Charlie’s Country sloegen zij opnieuw de handen ineen.
Geschreven door Paola Scholte