Wat rustig begint… eindigt eigenlijk ook rustig. Ik staarde met een kleine glimlach naar de hoeveelheid Chinese tekentjes, die bij de aftiteling op het doek verschenen (alsof ik er ook maar iets van begreep). Black Coal vertelt misschien een bekend riedeltje: de ietwat gefaalde agent blijft opzoek naar een genadeloze (serie)moordenaar, waarop hij een mysterieuze vrouw tegen het lijf loopt die op haar beurt weer met iedereen te maken lijkt te hebben. Dit riedeltje wordt in alle traagheid verteld maar is zowel ontzettend lomp als ontzettend fascinerend.
Waar een paar agenten in een kapsalon twee jongens aanhouden (geweld niet uitgesloten) volgt een ontzettend droge schietpartij met één vliegende stoel door de ruimte. Waar de verdachte er op z’n schaatsen vandoor gaat, zet de ex-agent zijn achtervolging in met moeizaam geren op het ijs, waar hij uiteraard zijn evenwicht doet verliezen. Geen krampachtig denkwerk en geen ratelende rechercheurs die je probeert bij te houden omdat ze van alles speculeren.
‘Denk je dat er in dit leven wat te winnen valt?’ is op een gegeven moment de vraag van een collega-agent. Het uitzichtloze en misschien ook wel het pessimisme wordt hiermee gemarkeerd. Alle mensen lijken zich voort te bewegen zonder drijfveer. In de kille, grijze omgeving leeft men langs elkaar heen en is men eerder vijandig dan solidair. Waar ik het meest moeite mee had was die ‘femme fatale’ die de passiviteit zelve is (en dus eigenlijk niet heel erg ‘fatale’ overkomt). Stoïcijns als ze was moet er flink geperst worden wil er ook maar een druppel uitkomen.
Dat Black Coal tijden de Berlinale het goud voor de neuzen van Boyhood en The Grand Budapest Hotel weghaalde, is in het eerste opzicht inderdaad raadselachtig. Maar in het tweede opzicht is het bijna logisch dat de rommelige ‘detective’ er met de Gouden Beer vandoor ging. Cineville noemt Black Coal een ‘liefdevolle ode aan de klassieke Hollywood-film noir’, maar tegelijkertijd kleurt het liefdeloos China.
Geschreven door Noah Berhitu