Een stoffig museum met ouderwetse vitrines: net een zeventiende-eeuws rariteitenkabinet. In één daarvan bevindt zich een opgezette duif die zijn beste tijd gehad heeft. De vrouw loopt snel door, blijft bij de deur wachten op haar man. Hij neemt zijn tijd, bestudeert de vogel van alle kanten. Zo begint de film: een absurdistisch maar komisch beeld van de mens in haar natuurlijke habitat. “Het laatste deel van een trilogie over het mens-zijn”, zo kondigt Roy Anderssons zijn film aan. De hoofdvraag luidt: wat is een mens? Of eigenlijk: wat is de betekenis van een mensenleven?
“Drie ontmoetingen met de dood”, zo vervolgt de film. In korte, losstaande sterfscènes drukt Andersson zijn opvatting van mens-zijn uit. Geen van de personages sterft een heroïsche dood: zo legt een man het loodje tijdens het opentrekken van een fles wijn, zijn vrouw staat in de achtergrond fluitend achter het fornuis. Dit alles duidt op een zekere tragiek van het leven. Het sterven niet als groots einde van een groots leven, maar als gevolg van de zoveelste nietszeggende handeling in het banale leven.
De scènes die volgen op de ontmoetingen met de dood verhalen het mens-zijn bij leven. De slecht lopende business in feestartikelen van twee ongelooflijk vreugdeloze handelaren. Eenzaamheid en een onbeantwoorde liefde. Maar ook dierenmishandeling en slavernij. A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence behandelt het allemaal, en elke scène is even tragisch en vreugdeloos.
De vele herhalingen benadrukken dit nog eens extra. “Ik ben blij om te horen dat het goed met je gaat”, is een zin die vaak terugkomt. Een zin die zonder enige emotie uitgesproken wordt, versterkt door de vaak klinische achtergronden waartegen de film zich afspeelt. Doordat de camera niet bewogen wordt lijkt het soms net een toneelstuk: het decor is sober en er is weinig beweging. Ook wordt er eigenlijk maar weinig gesproken. Dit is ook niet nodig: de muziek in eindeloos hetzelfde ritme zorgt voor de komisch ongemakkelijke, vaak surrealistische sfeer die Andersson wil uitdrukken.
De hele film lijkt een schets van de tragische nutteloosheid van de mens. De mens is ongelukkig en vol gebreken, en eigenlijk komt het nooit meer goed. Mijn metgezel wees mij echter op het feit dat Andersson toch ook een grote rol toedicht aan de liefde. Het leven is grauw en zwaar, de mens een tragisch figuur, maar een beetje liefde maakt het soort van draaglijk.
Geschreven door Hannah van Kolfschooten