Dansers, een kind en een feest. Vinylplaten en een vlag, sangria en gelach. Zo werd de nieuwe film Climax van Gaspar Noé in de filmtrailer aan het publiek gepresenteerd. Met deze krappe hoeveelheid aan middelen heeft de Frans-Argentijnse regisseur en beroepsprovocateur weer een poging gedaan een schokreactie in de filmwereld teweeg te brengen. Kritieken op eerder werk waren gemengd, dit keer waren ze – tot zijn grote verrassing – louter positief. Net zoals in voorgaand werk bestaat de film uit enkel onthutsende beelden, maar het went, Noé provoceert niet meer.
De eerste scène van de film wekt al een vermoeden over de richting waar de film zich in bewegen zal. In een shot gefilmd van boven, zien we midden in een wit besneeuwd veld een lichaam dat zichzelf met moeite vooruit probeert te slepen, een dun spoor van bloed volgt.
Snel wordt er overgeschakeld naar een nietsvermoedende scène waarin de camera gericht staat op een klein oud tv’tje. In videofragmenten uit auditie-interviews wordt de diverse groep aan dansers hierop geïntroduceerd. Vragen worden gesteld, antwoorden worden gegeven. Ze hebben het over hoe veel dans voor ze betekent, over hoe ze zonder dans nergens zouden zijn. Het haperende tv’tje wordt omgeven door een serie boeken en films waarbij op de kaften van de boeken en videobanden titels als Beyond Good and Evil en Susperia te lezen vallen. Het is duidelijk dat Noé voor een zoveelste keer zal proberen de moraal van de cinemabezoeker te prikkelen.
Er volgt een dansscène van een kleine tien minuten. In een interview zei Noé dat hij ‘gewoon een film met de beste dansers ter wereld’ wilde maken, dat is te zien: de vitaliteit en energie spat van het doek. Behendig camerawerk volgt het gaan en staan van de dansers die omstebeurt hun ‘moment of fame’ pakken. Danssolo’s worden beloond met gejoel en complimenten, voor de onderliggende nijd en jaloezie zal later pas een podium komen.
De driedaagse repetitieperiode zit erop en er gaat afgesloten worden met een feest. Droge jaren ‘80 house pompt uit de boksen, de fase van rondkijken, afwachten en zinspelen op wat de avond zal brengen breekt aan. De eerste slokken sangria worden gedronken, de roddels worden harder, het gelach krijgt meer venijn en de sfeer begint langzaam om te slaan. Iemand heeft iets in die sangria gedaan, dat is duidelijk, maar in plaats van weerstand te bieden tegen wat de met drugs aangelengde sangria losmaakt, lijkt iedereen zich moeiteloos aan aan de duistere effecten over te geven. De rest van de film zien we enkel nog gegil, gekrijs en een grote hoeveelheid aan perversiteiten.
Noé heeft in zijn carrière als filmregisseur enkel normafwijkende films geproduceerd. In Irreversible (2002) speelden de filmsscènes zich in omgekeerde volgorde af. Enter the Void (2009) werd gefilmd vanuit het perspectief van een geest van een ex-drugsverslaafde die na zijn dood toekijkt hoe zijn naasten verder leven. Love (2015) was een film met expliciete seksscènes. De kritieken op deze films waren gemengd: ze waren of lovend, of juist een blijk van walging, menig bioscoopganger heeft zijn films halverwege verlaten.
Noé had hier geen erg in, sterker nog: hij leek het er om te doen. Op de festivals waar Climax het afgelopen jaar werd vertoond, werd de film gepromoot met posters en folders met de tekst “You despised I Stand Alone. You hated Irreversible. You loathed Enter The Void. You cursed Love, now try Climax”. De reacties op zijn nieuwe film waren wederom schokkend, maar ditmaal voor Noé zelf: ze waren louter positief. En dat lijkt logisch te zijn, zijn veelheid aan aanstootgevende films hebben gemaakt dat het provocatieve effect op den duur is gaan verdwijnen. De kijker is gewend geraakt aan scènes vol anti-moraal, psychologische kronkels, expliciete seks en wreed geweld. Noé wilt nog steeds provoceren, maar het provoceren om het provoceren lijkt niet meer te werken: Climax schokt niet meer.
En gek is dat ook niet, het realistische gehalte ontbreekt volledig, het plot is zelfs een parodie op de realiteit. Een groep mensen drinkt iets waar achteraf LSD in schijnt te zitten, en van de klap op de vuurpijl veranderen ze in een hoop gillende, geile, wrede en moordlustige zombies. Choquerend om te zien – inderdaad – bloed, geweld en incest is voor niemand aangenaam om te zien. Maar enkel schokkend op het moment zelf. Als de film over is, is het effect weg, de shock zindert niet na, het is allemaal al gauw vergeten. Het had anders kunnen zijn, Noé had iets kunnen maken dat wel was blijven hangen.
Maar goed: de strakke dans en de droge house-beats zijn pakkend. Het camerawerk is dynamisch en strak. Er zitten grappige en verfrissende elementen tussen: de aftiteling gebeurt vóór de film, de namen van de dansers worden door de film heen groot op het doek gegooid. De film is – mits je geen last hebt van een zwakke maag – zelfs amusant. De volgende keer zal Noé, als hij echt impact wil maken, toch met iets anders moeten komen, deze formule kennen we nu wel.
Geschreven door Jorryt de Jong